Home / Lezen en luisteren / Vandaar dit huwelijksleven
Vandaar dit huwelijksleven, gedichten en prozagedichten (Prometheus 2009)
Enkele teksten uit Vandaar dit huwelijksleven.
Veel mensen die breed lopen
lopen taps toe.
Alsof een wekker meeloopt, loopt
een brede menigte een gewis niks
niet pruilend tegemoet.
Laat mij me onder hen bevinden
Het nieuwe huis
waaromheen de wind
geluiden maakt
van oeh en ah
past mij als een jas
ik heb het huis aangepast
en ja bevonden.
Ik heb gezegd dat ik het huis
zou nemen
waarop het huis boog
mij kuste
mij kleedde
mij beringde
en mij op doodgewone wijze
tot zich nam
Zo, dus jij bent van iemand gaan houden! Och… Ik zag je wel, je liep in huis overal achter hem aan. Oh… Je waste zijn sokken. Nou ja… Je blies hem koelte toe toen het warm was. O ja – Je las zijn boeken. Tja – Je warmde een maaltijd voor hem op. Ook voor mezelf – Je had contact met zijn moeder. (…) En met zijn vader. (…) Je hebt je eigen vrienden niet meer gezien. Soms nog – Je bent grauw en gerimpeld geworden. Niet waar – Je hebt een kind gekregen. Misschien – Je hebt een overhemd gestreken. Inderdaad, één keer – Je hebt met krulspelden in je haar een fles sherry gehaald bij de supermarkt terwijl hij aan het werk was. Dat was rosé. En het was maar één fles. Van een onbekend merk!
Nou, ik zal je niet
met stopverf vergelijken
zoals je daar zit in je stoel
met je benen over elkaar
je armen om de krant.
Ik loop in leuke jurkjes voorbij
met kopjes en schotels, ik heb ook
nieuwe tanden geprobeerd.
Stopverf drinkt
af en toe een slokje koffie
een hoorbaar slokje
dringt de stilte binnen
O waait de wind uit die hoek. Ik dacht het al. Het was zo stil. Ik dacht, de wind zal wel weer uit die hoek gaan waaien. En ja hoor. Je stelt nooit teleur. Dat niet. Als je zometeen even ophoudt met waaien kan ik weer even – ja wat kan ik. Ik kan – nou, wat vind jij dat ik kan? Jij vindt natuurlijk, ja ik weet wel wat jij vindt dat ik kan, ik kan natuurlijk niks. Dat vind jij. Dat weet ik. Want jij komt altijd uit die hoek tevoorschijn. Dan denk ik dat ik wat kan – ja ik weet ook niet wat en dan zeg jij dat ik dat niet kan. Dat doe jij altijd. Als ik een molenaar was, dan zou ik met jouw tegenwind honderdzevenenveertig ton grove tarwe kunnen malen. Maar voorlopig fiets ik alleen maar op de dijk, tegen jouw wind in en je gaat er niet mee ophouden. Hè. Nee. Dat voel ik aan mijn water.
Ik geen kinderen krijgen?!
Er kruipen er honderd door de kamer!
In soorten en maten.
Heb je de jouwe herkend?
Ze hebben vinnen en een gluiperig vocht
druipt langs hun kaken.
Die engeltjes links heb ik
van God en Alleman
ontvangen
toen ik een dagje
ontvankelijk was
Er is hoe dan ook geen zicht op het feit dat er armen
en benen naar buiten steken – misschien steekt er
nog meer naar buiten – maar er is hoe dan ook
geen zicht op de feitelijkheid.
Er zouden armen en benen in het zicht gesignaleerd zijn
waarbij moet worden opgemerkt dat dit maar een fractie
van de feitelijkheid zou kunnen zijn. Een scherp zicht
op de werkelijkheid – zoals gezegd – ontbreekt.
Niettemin neemt de geruchtenstroom toe. Als de
geruchtenstroom toeneemt, moet men niet onmiddellijk
de voor de hand liggende conclusie trekken dat ook
de kans op feitelijkheid toeneemt.
Men moet wachten tot eventualiteiten
binnen de feitelijkheid hun plaats innemen.
Men moet wachten tot de armen en benen
ons feitelijk om de oren slaan
Te koop bij:
WEBDESIGN © BEEENS.NL 2023