Wat als we niet waren betoverd

Kategorie: Buch, Microproza

Wat als we niet waren betoverd, microproza, uitgegeven voor Prometheus in 2018.

Enkele teksten uit Wat als we niet waren betoverd.

 

Als morgen de wereld vergaat

‘Als morgen de wereld vergaat, plant ik vandaag nog een boom,’ schreef Maarten Luther. Of was het een uitspraak van Martin Luther King? Elke keer zoek ik het op. En elke andere keer ben ik het weer vergeten. Maar wat maakt het uit! Als ik vandaag maar met een schep en een kastanje het werk doe waaraan de naam ‘hoop’ is gegeven.
‘Als ik vandaag een boom plant, vergaat vandaag morgen de wereld niet,’ pruttel ik, terwijl ik de aarde aandruk en er water overheen giet.
Zowel Maarten Luther als Martin Luther King zouden graag door mijn mooie, nog aan te groeien kastanjebos lopen, als zij dat nog konden. Harkend in het verleden, mijmerend over de toekomst en de grond aanstampend in het nu.

 

Waarom geen roman

Soms vragen de mensen aan mij: ‘Waarom schrijf jij geen roman?’ En dan wijzen ze een kort stukje aan in mijn boek. ‘Hier, in dit stukje zit toch op zijn minst een roman van 375 bladzijden verscholen?’
Ik heb daarop geen antwoord. Op de meeste vragen van de meeste mensen heb ik geen antwoord. Ze zetten me wel aan tot denken, of tot het stellen van wedervragen: Zeg meneer de romancier, waarom schrijf jíj eigenlijk geen korte stukjes? Met een beetje meer moeite had je van die 375 bladzijden makkelijk een subliem miniatuurtje van 375 woorden kunnen maken. Waarom heb je dat niet gedaan?

 

Blikjes

Met mijn moeder liep ik langs een sportveldje. ‘Kijk,’ wees ze, ‘mooi hè.’ De berm langs het pad lag bezaaid met bierblikjes, allemaal groen. Het waren er zoveel dat het geen lelijk zwerfafval meer was, maar bijna een mozaïek van gras en blik in vele schakeringen van groen. Mijn moeder, die normaal herriemakers en vervuilers weleens met grof geschut van de brommer zou willen schieten, keek opgetogen naar al dat fraais in de berm. Raar, dacht ik, één blikje zou lelijk zijn, maar een heleboel tegelijk zijn samen iets moois. Misschien schuilt daar wel een gevaar in, dat iets lelijks in groten getale ineens heel mooi kan zijn.

 

Eine kleine Nachtmusik

De man die niet meer wist hoe zijn dochter heette, begon piano te spelen. Hij speelde, zich onbewust van het feit dat zijn dochter bij hem in de kamer zat – om van de aanwezigheid van zijn vrouw en kleinkinderen maar niet te spreken – wie was dat gespuis? Het hele gezelschap luisterde naar zijn prachtige spel. Noot na noot na noot kwam uit de man die de namen en het bestaan van zijn dierbaren was vergeten.
‘Waren wij Mozart maar,’ zei de dochter.
‘Was ik die piano maar,’ verzuchtte de vrouw van de man die piano zat te spelen en wiens enig overgebleven familie Wolfgang Amadeus Mozart was.

 

Per ongeluk een totalitaire dictatuur

Tot onze grote verbazing hadden wij bij de laatste verkiezingen gekozen voor een totalitaire dictatuur.
‘Wisten wij veel!’ roepen we tegen de lieden die het ons aanrekenen. ‘Het stond in het rijtje. Zet het dan niet in het rijtje. Van alles dat in het rijtje staat denken wij dat jullie erover hebben nagedacht.’
(…) ‘We moeten zelf nadenken? Ja hoor, jullie denken zeker dat zomaar iedereen heel goed kan nadenken. Wij hebben wel wat anders te doen. Werken bijvoorbeeld, wat dacht je daarvan. Onze kinderen opvoeden. Onze vriendschappen onderhouden. Onze zieke familieleden verzorgen. En ons ontspannen hè, wat denk je, dat wij in onze spaarzame vrije tijd die ellendige rotkranten van jullie gaan zitten lezen die bol staan van gruwelijkheden en verwikkelingen waar een normaal mens geen snars van snapt? Als wij ons, omdat jullie dat zo graag willen, naar een stemhokje begeven – jullie houden van die percentages hè, hoog, hoger, hoogst – dan moeten jullie zorgen dat wij geen onvergeeflijke fouten kunnen maken. Achteraf een beetje tegen ons klagen dat wij de helderst klinkende, fraaist ogende, best besnorde en meest belovende kandidaat hebben gekozen, dat vinden wij laf. Had die kandidaat zelf uit het rijtje geknikkerd voordat wij onze onvergeeflijke keuze konden begaan!’

 

De robot die net zo goed kan schrijven als ik

Als ze een robot zouden maken die net zo goed als ik – of beter dan ik – kan schrijven, wat zou ik dan met die robot doen? Zou ik hem achter mijn schrijftafel zetten en zeggen: Zo. Vanaf nu doe jij het maar. Ik heb lang genoeg en hard genoeg gewerkt. Zou ik hem te lijf gaan met een bijl of misschien tergend langzaam uit elkaar peuteren met een schroevendraaier? Of zou ik naast hem gaan zitten, mezelf inpluggen en samen, volgens de meer-dan-de-som-der-delenwet, beter schrijven dan ik ooit heb gedaan?
Ik zou allereerst een vraag aan hem stellen: Schrijf jij uit liefde, uit haat, of kan het je niet schelen? Daarop zou de robot lange reeksen sommen moeten maken, berekeningen die geen einde kennen. Dagenlang. Uiteindelijk zou hij mij verontschuldigend aankijken en zeggen: Wablief?

 

Een nieuw concept

Achterwaarts…… Mars! schreeuwde de commandant, zich in zijn verstrooidheid niet realiserend dat hij zojuist de wereld een geheel nieuw concept voor het tegemoet treden van conflicten en problemen had verschaft.

 

Als morgen de wereld vergaat (p. 5)
Met nepnagels (p. 6)
Voldoende munitie (p. 7)
Waarom geen roman (p. 8)
Per ongeluk een totalitaire dictatuur (p. 113)
Recensie in Trouw
Interview door Nuel Gieles in Haarlems Dagblad 24 november 2018
Recensie door Jaap Timmers in Haarlems Dagblad 24 november 2018
Interview door Marjolijn de Cocq in het Parool 10 december 2018
Interview door Arjan Peters in de Volkskrant 1 december 2018

Weitere Bücher von Sylvia