Niet over het Spaarne!

Kategorie: Buch, Microproza, Poëzie

Niet over het Spaarne! Haarlemse stadsgedichten, uitgegeven door Prometheus in 2013.

Het omslag is ontworpen en geschilderd door Steef de Jong.

 

Enkele gedichten uit Niet over het Spaarne!

 

 

Het Spaarne is krom

 

Het Spaarne
is net zo krom als ik
zich slingerend door de stad
– de stad die zich eigenlijk
rondom haar heeft geslingerd
(maar dat is de rivier vergeten).

 

Ik slinger me ook door de stad
de stad slingert zich om mij
ik slinger wat rond, maak hernieuwd
en hernieuwd kennis met
het Spaarnewater, klets wat
met de Spaarnesteders, terwijl het
Spaarne met mij meeloopt, ze
neemt op, voert weg
voert aan, geeft aan ons
neemt af en toe
een van ons
of alleen onze tas, onze fiets
komt dan weer terug met verhalen
‘ja maar het is door mij dat jullie bestaan!’

 

En dat is waar
de Haarlemmers
zijn Haarlemmers

 

omdat zij zich
rondom dat water
hebben gegaard

 

 

Boezems der duinen

 

Boezems der duinen
Zwoegend onder het water
Hoor! Nederland zingt!

 

 

De stadsrechten van Haarlem

 

Vandaag was ik tezamen
met de stadsrechten van Haarlem

 

Vel van 764 jaar oud schaap
en ik
en letters, bepalingen, recht

 

Ik raakte met één vinger zacht
het perkament: vingerafdruk
op vingerafdruk van deze of gene
in het zeer verre verleden
Willem II, de schout, de schepenen
en ik

 

En een zegel
bezegelde rechten
van 764 jaar oude mensen
in een kartonnen doos
archiefnummer 11 en 12
deze kant boven, doos dicht
stadsrecht weer terug in rek

 

En ik
in het verre heden
heb nog heel even
naar de doos gekeken:

 

de burgerziel
toen eindelijk beschermd

 

De eerste generatie

 

Deze zomer keren we terug
uit de wereld van de spullen
naar de wereld van de warmte
we kopen een tractor
en we ploegen het land
(…)

Vólgende zomer keren we terug
als we een auto hebben, we werken
nog even door, zeggen we in het
Turks tegen de kleine Mustafa
en de kleine Neslihan

(…)
We kéren terug op een dag
als we een huis kunnen bouwen
van zeven verdiepingen
als we drie auto’s hebben
als er een Turkse tortel danst
op onze hand
(…)
We komen nooit meer thuis
onze kinderen zijn hier geboren,
zij zijn hier gaan horen. En wij
werken bij Droste, zijn gestrand
tussen twee landen, spreken vaak
de woorden, mooie woorden
‘Ooit’ en ‘Als’

 

 

Bij het jubileumfeest 50 jaar Turkse Haarlemmers op 17 februari 2012.

 

 

Ik schrijf een brief

 

Is de brief die ik schreef
aangekomen

 

is de brief

 

Ik heb op weg gezonden een brief
met een postzegel op van dat hele
lichte papier, op bijna niks wegend papier
heb ik zwaar wegende dingen geschreven
dingen die ik door te schrijven
voor mij heb gezien en waarvan ik hoop

 

dat ze misschien

 

Ik schrijf vandaag een brief
en ik schrijf morgen een brief en ik heb
gisteren een brief geschreven
een banale actie in een zaak
van dood of leven, maar misschien

 

de enige actie die

 

 

Bij het 45-jarig jubileum van Amnesty International Haarlem op 27 mei 2011.

 

 

Wonen in Slauerhoff

 

In mijn gedichten kan ik wonen, ja.
En in een kartonnen doos, een boom
een tipi, misschien zelfs in een woning.

 

Ik kan wonen waar ik wil
en leven voor een kwartje
eten van mijn woorden
drinken van het ritme
me warmen aan enjambement.

 

In honderdduizend gedichten
kan ik honderdduizend keer wonen.
Mijn gedichten schrijf ik wonend
in een gedicht.

 

Men kan in mijn gedichten komen
kijken (een warme wending pruttelt).

 

En als het nat wordt op mijn hoofd
ga ik bij mijn vrienden op bezoek

 

daar staan ook altijd de ramen
en de deuren open

 

Bij de opening van het Slauerhoff wooncomplex in Haarlem Noord op 9 juni 2012.

 

 

Het stokje doorgeven

 

Ik ben een dichter en als dichter
suizel ik door de eeuwen
waarin dichter na dichter
het stokje aan de volgende
dichter doorgeeft.

 

Dichten: zingen
schilderen hekelen loven
leeglopen vollopen
aantrekken afstoten
ja-nee-ja-nee
dansen 0-1-0-1-0-1
over een koord vol
balancerende woorden
het ter plekke vinden van de
meest plaatselijke akkoorden
het vergroten en verkleinen
van het kleine en het grote…

 

En nu de kleine hand reiken
aan de nieuw verkozen dichter
die zal suizelen in woorden
en akkoorden in het hart
van deze stad

 

Opgedragen aan de nieuwe stadsdichter van Haarlem Nuel Gieles.

 

Verzamelingen HIggs-deeltjes (p. 5)
Alles danst (p. 15)

Zu verkaufen bei:

Recensie in literair magazine Meander

Door Joop Leibbrand

18 juni 2013

Een zeereep in mijn gemoed

door Joop Leibbrand

Van begin 2009 tot 2013 was Sylvia Hubers stadsdichter van Haarlem: ‘Haarlem is duizend bloemen op mijn hoed/ een zeereep in mijn gemoed’.
Niet over het Spaarne! telt 78 gedichten en dat is nog maar een keuze uit alles wat zij in die vier jaar in functie schreef. Ze was productief, en dat hangt ongetwijfeld samen met haar manier van schrijven: vlot, makkelijk, bijna zorgeloos.

Zoals het een stadsdichter betaamt, schreef ze veel over stedelijke voorvallen en evenementen. Volop bij haar stad betrokken – 35 gedichten krijgen een aantekening mee ter gelegenheid waarvan ze geschreven werden -, maar tegelijkertijd ook afstand houdend. Zo vraagt ze bijvoorbeeld in een van de eerste gedichten om een eigen brievenbus, ‘één/ waardoor zij/ haar gedichten/ niet zichzelf/ aan de stad zal geven.’
Daarnaast bevat de bundel ook veel teksten die een veel lossere band hebben met de directe actualiteit van de stad, en dat rechtvaardigt meteen het landelijk uitbrengen van de bundel.

Hubers bewijst opnieuw een échte dichteres te zijn: onafhankelijk, eigenzinnig, er zeker niet op uit stad en gezagsdragers te pleasen. Hoe effectief zo’n houding kan zijn, blijkt uit het gedicht dat ze schreef in reactie op het plan het Haarlemse stadsdichterschap weg te bezuinigen. Dankzij haar ‘rijmen, lieren, lallen/ onvolprezen waarheden brallen’ ging dat niet door, ook al droeg ze in een ander gedicht pesterig zelf de munitie aan voor het opheffen van de functie:

Ik hou niet van stadsdichters

Ik hou niet van stadsdichters
van stadsdichterschap, mijn vingers
onder een korstje, de stad
zuigend aan mijn sap. Wat

voegt geploeter van één woordkanon
frivolité-rijmelaar, fabrieksdichter
toe aan het gewemel
van de voeten en de monden
de handen en de zoenen
de contracten en de akkoorden
de conflicten en de sores
de gemeente en de mores
van de stad van alledag?

Het achterplat wijst terecht op de grilligheid als kenmerk van haar poëzie en daar zou ik een sterke neiging tot baldadigheid aan willen toevoegen. Vooral valt op hoe virtuoos zij varieert in de versvorm. Ze had wat dat betreft best gepast, misschien wel als factor, in de beroemde Haarlemse rederijkerskamer De Pellicaen (zinspreuk: Trou moet blycken). Van een dergelijke traditie is zij zich zeer wel bewust. Het voor haar opvolger (Nuel Gieles) geschreven ‘Het stokje doorgeven’ begint met:

Ik ben een dichter en als dichter
suizel ik door de eeuwen
waarin dichter na dichter
het stokje aan de volgende
dichter doorgeeft.

Als het simpel moet, houdt ze het ook simpel, maar in een gedicht voor een tentoonstelling over bierbrouwen (blz.12) wordt in haar handen een bierkroes alleen al onsterfelijk door de vorm, en op blz. 36 neemt zij echt met een bal afscheid van de failliete voetbalclub HFC.
Haar voorliefde voor prozagedichten leeft ze volop uit; vijftien staan er in de bundel, wat voor stadsdichterspoëzie beslist a-typisch is.

Het beste gedicht uit de bundel vind ik ‘Samen in een dichtregel leven’. Het zal ook wel als stadsgedicht geschreven zijn, maar de directe aanleiding ervoor wordt niet vermeld. Gelukkig maar, want nu houdt het zijn zelfstandige waarde.

Samen in een dichtregel leven

We konden samen
in één dichtregel leven
en die dichtregel hoefde
niet eens op slot.

Jij je leven
ik mijn behagen
de liefde haar slachtoffers.

In één dichtregel kan
veel kapot.
Het is maar één komma
te veel of te weinig
één overboordgecorrigeerd woord.

***
Sylvia Hubers (1965) publiceerde eerder de bundels Men zegt liefde (2003), Terug naar de apotheker (2005), Vandaar dit huwelijksleven (2009) en God gaf ons apparaten (2011).

https://meandermagazine.nl/2013/06/een-zeereep-in-mijn-gemoed/

Weitere Bücher von Sylvia